Piet Esser
Baarn 1914 - Leeuwarden 2004

back

Piet Esser was een zoon van schrijver en criticus Maurits Esser. Hij zou op advies van zijn lerares handenarbeid, les krijgen van haar vader - de beeldhouwer Lambertus Zijl . In 1934 begon zijn opleiding bij Jan Bronner, hoogleraar beeldhouwkunde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Esser had moeite met Bronners kritische en autoritaire houding. Maar een uitspraak van Bronner die hem is bijgebleven is: 'De beste manier van te boeien ligt besloten in het veel laten raden.' De zilveren medaille van de Prix de Rome werd door Esser gewonnen aan het einde van deze opleiding in 1938.
Met een stipendium ging Esser van 1939 tot 1941 naar Joegoslavië om verder te studeren aan de Academie in Zagreb bij de beeldhouwer Ivan Meštrovič, die wel de 'Rodin van de Balkan' werd genoemd. Vanwege de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1941 in allerijl terug naar Nederland. In 1943 trouwde hij met de aquarelliste Dora Wellensiek, zij kregen twee dochters en een zoon.
In 1948 verhuisde de familie Esser naar de Zomerdijkstraat waar ze tot 1985 woonden. Hier ontstonden vriendschappen met onder anderen Ro Mogendorff, Fred en Martje Carasso , Charlotte van Pallandt . Ook daarbuiten waren er vele vriendschappen, zoals met zijn collega's Gerrit Bolhuis , Cor Hund en Paul Grégoire. Vooral met de beeldhouwers Han Wezelaar en zijn vrouw Liesbeth Dobbelman waren zij bevriend.

Bronner vroeg Esser in 1947 om hem op te volgen als hoogleraar beeldhouwkunde aan de Rijksakademie. Hij werd er docent van 1947 tot 1979. In 1947 en in 1954 zou Esser een groot aantal beroemde collega’s bezoeken in Parijs. Het werk van Jacques Lipchitz en Henri Laurens maakte de meeste indruk op hem. Twee kunstenaars die abstraheerden maar toch 'de mens niet loslieten.' Dat laatste was voor Esser van groot belang.
Tot in de jaren zestig maakte Esser deel uit van verschillende landelijke en gemeentelijke aankoopcommissies. Hij was bij alle Sonsbeek-tentoonstellingen, van 1955 tot 1966, en andere belangrijke evenementen van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers actief betrokken. In 1968 vroeg Wezelaar aan Esser om zitting te nemen in de beoordelingscommissie van de Stichting Henriette Antoinette, het huidige Museum Henriette Polak in Zutphen.

Met name in de jaren vijftig en zestig maakte hij veel werk in opdracht. Monumentale sculpturen, zoals het Bevrijdingsmonument in Ede, het Verzetsmonument in Hilversum, het Stormramp-monument, voor de watersnoodramp van 1953, in Rotterdam en het Brederomonument in Amsterdam. Zijn vrije portretten en sculpturen werden aangekocht door veel Nederlandse musea.
Esser had maar twee keer een solotentoonstelling, in 1961 en 1996. Hij was bescheiden en perfectionistisch, maar was ook door zijn hoogleraarschap en de vele opdrachten niet afhankelijk van de verkoop van zijn werk.

Esser was een modelleur. Zijn temperament strookte niet met een traag materiaal als steen. Vandaar dat hij in klei werkte en vanaf 1954 in was. Over was zei hij: 'Was heeft een weligheid van licht en donker en staat in glans dicht bij het brons.' Essers portretten, evenals zijn grote beelden, lijken snel en met een enkele veeg in de was te zijn geboetseerd, maar ze zijn allemaal het resultaat van vele sessies en langdurige - vaak jarenlange - arbeid. Zijn vroegste opdrachten (beide oorlogs-
monumenten) vertonen nog de stijl van het modern classicisme zoals dat in de jaren dertig in Nederland was geïntroduceerd door Wezelaar.
Een korte periode, na zijn terugkomst uit Parijs in 1947, experimenteerde Esser met een combinatie van abstracte (architecturale) en figuratieve elementen, zoals dat in het Troelstramonument in Scheveningen is te zien. Hij heeft echter nooit overwogen helemaal abstract te werken. Abstract was voor hem een ornament. Hij ging meer vanuit zijn emotie werken. Emotie die je volgens hem het beste kon weergeven in de menselijke figuur, het portret. Vormen moet je niet bedenken, 'vormen moeten in je geest opstaan door een emotie.' Esser wilde in zijn beelden een spanning, vitaliteit oproepen. Zo heeft hij beelden gemaakt van sporters: schaatsers, worstelaars en honkballers, 'omdat de beweging - beweging kan ook spanning hebben - omdat die beweeglijkheid, die vitaliteit mij boeit.'

Na zijn terugkeer uit Zagreb begon Esser met het maken van penningen. In Italië had hij veel originele penningen uit de Renaissance gezien. Deze hebben hem beïnvloed. In 1955 kreeg hij een opdracht van het Rijk om een Rembrandtpenning te maken, het werken aan deze penning bracht een enorme doorbraak teweeg. De bijzondere licht- en schaduwwerking ontstond door gebruik van reliëf. Hij diepte het oppervlak uit en bracht extra hoogte aan op de verhoogde delen. Esser heeft binnen de Nederlandse penningkunst veel erkenning gekregen.

In 1985 vertrok hij met zijn vrouw naar de Dordogne. Dora overleed er in 1995. Esser werkte er tot aan zijn dood in 2004.
 
Literatuur
Jan Teeuwisse, Louk Tilanus, Lien Heyting e.a., V.P.S. Esser, Zwolle, Uitgeverij Waanders, 2006.
Monografieeën van het Sculptuur Instituut, deel 2.

Jan Teeuwisse, Marjan Scharloo, Piet Esser en Geer Steyn, Piet Esser. Beeldhouwer en Medailleur,
Leiden, Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, 1996.