Gerrit Jan van der Veen is geboren en getogen in de Amsterdamse Jordaan, waar
zijn ouders een slagerij hadden. Hij tekende graag als kind, maar koos
toch voor een technische opleiding. En na als leerling- ingenieur bij
de Nederlandse Spoorwegen gewerkt te hebben, kwam hij terecht op de tekenkamer
van de Spoorwegen waar hij het drie jaar uithield. Hij maakte toen al
veel karikaturen en in zijn vrije tijd zelfs tekenfilms. Zijn vooruitzichten
bij de Spoorwegen, en ook elders, waren in deze tijd verre van rooskleurig.
In 1925 kreeg hij de kans om naar Curaçao te gaan in dienst van
de Bataafse Petroleum Maatschappij. Hij maakte heel snel promotie in dit
bedrijf. Wanneer hij samen met een collega in de petroleumhaven van Willemstad
een brandende tanker, die reeds verlaten is, blust, mag hij zijn eigen
beloning voor deze heldendaad kiezen. Tot teleurstelling van de oliemaatschappij
koost hij voor een opleiding in Nederland aan de Rijksacademie. Hij heeft
hiervoor een bescheiden geldbedrag gekregen en gedurende een jaar een
kleine maandelijkse toelage.
Van der Veen werd in 1928 toegelaten tot de tekenklas van de Rijksacademie.
Later volgde hij twee jaar lang beeldhouwlessen bij professor Jan Bronner (1881-1972).
Hier leerde hij zijn vrouw Louise van der Chijs kennen. Gerrit
van der Veen heeft de Rijksacademie in 1932 verlaten met een zilveren
Prix de Rome.
Het echtpaar Van der Veen ging aan de Parnassusweg wonen, waar Gerrit
zijn atelier in de achterkamer inrichtte. Hier legde hij zich toe op zijn
opdrachten voor portretten, penningen en plaquettes en een enkel toegepast
of monumentaal beeldhouwwerk.
Hij werkte hard aan zijn portretten van vooral artiesten, waaronder de
actrice Esther de Boer van Rijk en haar collega Louise de Vries, (deze
portretten staan in de Amsterdamse Stadsschouwburg), de schrijver Herman
Heijermans, Krishnamurti, de socialist Jan van Zutphen en de actrice Theo
Mann-Bouwmeester. Van der Veens atelier werd wel eens “een Pantheon
van tijdgenoten” genoemd.
In 1934 maakte Van der Veen zo’n grote “Hector”, dat
de helm - van de sterk op de vroeg- Griekse beeldhouwkunst geïnspireerde
figuur - het plafond raakte in het atelier. Op de tentoonstelling is een
klein gipsen model aanwezig. Het op ware grootte gegoten gips (in privé
bezit) is te kwetsbaar om te vervoeren.
Ook jonge kinderen werden door Van der Veen in klei gemodelleerd. Een
voorbeeld hiervan is het fraaie kopje van zijn dochter Loukie (1933),
op de tentoonstelling aanwezig in zowel gips als brons.
Zijn eerste grote opdracht was een monumentale klok voor een plein in
Willemsstad op Curaçao.
In zijn nieuwe atelier aan de Zomerdijkstraat, maakte Van der Veen ondermeer
het bekende portret van prinses Juliana uit 1935. En hier ontstond in
1937 ook het monument van Koningin Emma voor de gemeente Baarn. De “Hinde”
in brons uit 1938 is op de tentoonstelling te zien.
In 1939 maakte hij het technisch ingewikkelde, maar speelse hekwerk voor
de Avro-studio en het monument voor de feministe Wilhelmina Drucker aan
de Churchillaan in Amsterdam. In 1938 kreeg Van der Veen een aantal opdrachten
van de Javasche Bank, waarvoor hij een Console in kalkzandsteen maakte
en in 1939 het baksteenmozaïek van J.P. Coen en het reliëf van
Willem de Zwijger ook in kalkzandsteen.
Aan het begin van de oorlog, in 1940 werd zijn laatste grote opdracht
geplaatst: de beeldengroep voor het viaduct van het Centraal Station in
Utrecht, nog altijd op de plaats aanwezig.
Van der Veens monumentale werk wordt gekenmerkt door zijn fascinatie voor
de vroeg-klassieke Griekse beeldhouwkunst. Ook moderne Franse beeldhouwers,
zoals Aristide Maillol (1861-1944) en Charles Despiau (1874-1946), waarmee
hij op de Rijksacademie in aanraking was gekomen, vonden hun inspiratie
in de archaïsche en vroeg-klassieke beeldhouwkunst. Bij Van der Veen
heeft dit echter niet verder geleid dan tot een starre en zwaarwichtige
vormentaal, waar de moderne Fransen de weg vonden naar de pure vorm. De
objectmatige benadering van de beeldhouwkunst door Maillol en Despiau
vormde de opmaat tot de moderne en later abstracte beeldhouwkunst.
Het is heel erg spijtig dat door de omstandigheden Van der Veens leven
en werk is afgebroken. Het blijft gissen naar de richting waarop zijn
werk zich ontwikkeld zou hebben en tot wat voor persoonlijke uitdrukkingsvorm
hij gekomen zou zijn. Zoals hij in zijn afscheidsbrief aan zijn vrouw
uit de gevangenis schreef, stond hij pas aan het begin van een ontwikkeling
in zijn beeldhouwwerk.
In zijn portretten is Van der Veen het meest vrij en komt hij tot sterke
en typische karakterisering van de koppen
De zeer korte kunstenaarsloopbaan, van nog geen tien jaar, van Gerrit van
der Veen is dus door het uitbreken van de oorlog bruusk afgebroken. In
eerst instantie waren de Van der Veens niet zozeer politiek geëngageerd.
Volgens Louise van der Veen is het feit, dat de Duitsers aan zijn innerlijke
vrijheid kwamen (en dat van vele anderen) de reden dat Gerrit een verzetsman
werd. De start hiervoor werd gegeven door de verordening van de bezetter
dat Nederlandse kunstenaars lid moesten worden van de Kultuurkamer. Van
der Veen onderschreef samen met andere 1902 kunstenaars, waaronder Fred
Carasso, een protestbrief aan Seyss-Inquart. Hierop volgden onmiddellijk
arrestaties, waarop hij onderdook. Vanaf die tijd was hij actief in het
verzet. In 1942 ging hij zich toeleggen, met de hulp van drukker Frans
Duwaer, op het vervalsen van persoonsbewijzen en ander documenten. Duizenden
mensen zijn aan perfect vervalste papieren geholpen door de zeer effectieve
Persoonsbewijzencentrale, die ondanks vele arrestaties, de hele oorlog
door bleef werken.
Van der Veen was betrokken bij verschillende gewapende overvallen, waaronder
die in 1943 op het Amsterdamse Bevolkingsregister. In de maanden na de
overval werd iedereen opgepakt, behalve Gerrit.
Van der Veen kon het niet verdragen dat zijn opgepakte kameraden ter dood
veroordeeld waren en overviel in de nacht van 30 april 1944, met enkele
anderen het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Deze overval mislukte,
door de plotselinge aanwezigheid van waakhonden, maar iedereen wist te
ontkomen ook de aangeschoten Gerrit van der Veen. Enkele weken later werd
hij half verlamd op zijn onderduikadres gearresteerd.
Op 10 juni 1944 werd Gerrit van der Veen, ondersteund door de kameraden
die hij had willen bevrijden, gefusilleerd in de duinen bij Overveen.
|