Gerrit van der Veen
(1902 – 1944)

back

Gerrit Jan van der Veen is geboren en getogen in de Amsterdamse Jordaan, waar zijn ouders een slagerij hadden. Hij tekende graag als kind, maar koos toch voor een technische opleiding. En na als leerling- ingenieur bij de Nederlandse Spoorwegen gewerkt te hebben, kwam hij terecht op de tekenkamer van de Spoorwegen waar hij het drie jaar uithield. Hij maakte toen al veel karikaturen en in zijn vrije tijd zelfs tekenfilms. Zijn vooruitzichten bij de Spoorwegen, en ook elders, waren in deze tijd verre van rooskleurig. In 1925 kreeg hij de kans om naar Curaçao te gaan in dienst van de Bataafse Petroleum Maatschappij. Hij maakte heel snel promotie in dit bedrijf. Wanneer hij samen met een collega in de petroleumhaven van Willemstad een brandende tanker, die reeds verlaten is, blust, mag hij zijn eigen beloning voor deze heldendaad kiezen. Tot teleurstelling van de oliemaatschappij koost hij voor een opleiding in Nederland aan de Rijksacademie. Hij heeft hiervoor een bescheiden geldbedrag gekregen en gedurende een jaar een kleine maandelijkse toelage.

Van der Veen werd in 1928 toegelaten tot de tekenklas van de Rijksacademie. Later volgde hij twee jaar lang beeldhouwlessen bij professor Jan Bronner (1881-1972). Hier leerde hij zijn vrouw Louise van der Chijs kennen. Gerrit van der Veen heeft de Rijksacademie in 1932 verlaten met een zilveren Prix de Rome.
Het echtpaar Van der Veen ging aan de Parnassusweg wonen, waar Gerrit zijn atelier in de achterkamer inrichtte. Hier legde hij zich toe op zijn opdrachten voor portretten, penningen en plaquettes en een enkel toegepast of monumentaal beeldhouwwerk.
Hij werkte hard aan zijn portretten van vooral artiesten, waaronder de actrice Esther de Boer van Rijk en haar collega Louise de Vries, (deze portretten staan in de Amsterdamse Stadsschouwburg), de schrijver Herman Heijermans, Krishnamurti, de socialist Jan van Zutphen en de actrice Theo Mann-Bouwmeester. Van der Veens atelier werd wel eens “een Pantheon van tijdgenoten” genoemd.
In 1934 maakte Van der Veen zo’n grote “Hector”, dat de helm - van de sterk op de vroeg- Griekse beeldhouwkunst geïnspireerde figuur - het plafond raakte in het atelier. Op de tentoonstelling is een klein gipsen model aanwezig. Het op ware grootte gegoten gips (in privé bezit) is te kwetsbaar om te vervoeren.
Ook jonge kinderen werden door Van der Veen in klei gemodelleerd. Een voorbeeld hiervan is het fraaie kopje van zijn dochter Loukie (1933), op de tentoonstelling aanwezig in zowel gips als brons.
Zijn eerste grote opdracht was een monumentale klok voor een plein in Willemsstad op Curaçao.
In zijn nieuwe atelier aan de Zomerdijkstraat, maakte Van der Veen ondermeer het bekende portret van prinses Juliana uit 1935. En hier ontstond in 1937 ook het monument van Koningin Emma voor de gemeente Baarn. De “Hinde” in brons uit 1938 is op de tentoonstelling te zien.
In 1939 maakte hij het technisch ingewikkelde, maar speelse hekwerk voor de Avro-studio en het monument voor de feministe Wilhelmina Drucker aan de Churchillaan in Amsterdam. In 1938 kreeg Van der Veen een aantal opdrachten van de Javasche Bank, waarvoor hij een Console in kalkzandsteen maakte en in 1939 het baksteenmozaïek van J.P. Coen en het reliëf van Willem de Zwijger ook in kalkzandsteen.
Aan het begin van de oorlog, in 1940 werd zijn laatste grote opdracht geplaatst: de beeldengroep voor het viaduct van het Centraal Station in Utrecht, nog altijd op de plaats aanwezig.

Van der Veens monumentale werk wordt gekenmerkt door zijn fascinatie voor de vroeg-klassieke Griekse beeldhouwkunst. Ook moderne Franse beeldhouwers, zoals Aristide Maillol (1861-1944) en Charles Despiau (1874-1946), waarmee hij op de Rijksacademie in aanraking was gekomen, vonden hun inspiratie in de archaïsche en vroeg-klassieke beeldhouwkunst. Bij Van der Veen heeft dit echter niet verder geleid dan tot een starre en zwaarwichtige vormentaal, waar de moderne Fransen de weg vonden naar de pure vorm. De objectmatige benadering van de beeldhouwkunst door Maillol en Despiau vormde de opmaat tot de moderne en later abstracte beeldhouwkunst.
Het is heel erg spijtig dat door de omstandigheden Van der Veens leven en werk is afgebroken. Het blijft gissen naar de richting waarop zijn werk zich ontwikkeld zou hebben en tot wat voor persoonlijke uitdrukkingsvorm hij gekomen zou zijn. Zoals hij in zijn afscheidsbrief aan zijn vrouw uit de gevangenis schreef, stond hij pas aan het begin van een ontwikkeling in zijn beeldhouwwerk.
In zijn portretten is Van der Veen het meest vrij en komt hij tot sterke en typische karakterisering van de koppen
De zeer korte kunstenaarsloopbaan, van nog geen tien jaar, van Gerrit van der Veen is dus door het uitbreken van de oorlog bruusk afgebroken. In eerst instantie waren de Van der Veens niet zozeer politiek geëngageerd. Volgens Louise van der Veen is het feit, dat de Duitsers aan zijn innerlijke vrijheid kwamen (en dat van vele anderen) de reden dat Gerrit een verzetsman werd. De start hiervoor werd gegeven door de verordening van de bezetter dat Nederlandse kunstenaars lid moesten worden van de Kultuurkamer. Van der Veen onderschreef samen met andere 1902 kunstenaars, waaronder Fred Carasso, een protestbrief aan Seyss-Inquart. Hierop volgden onmiddellijk arrestaties, waarop hij onderdook. Vanaf die tijd was hij actief in het verzet. In 1942 ging hij zich toeleggen, met de hulp van drukker Frans Duwaer, op het vervalsen van persoonsbewijzen en ander documenten. Duizenden mensen zijn aan perfect vervalste papieren geholpen door de zeer effectieve Persoonsbewijzencentrale, die ondanks vele arrestaties, de hele oorlog door bleef werken.

Van der Veen was betrokken bij verschillende gewapende overvallen, waaronder die in 1943 op het Amsterdamse Bevolkingsregister. In de maanden na de overval werd iedereen opgepakt, behalve Gerrit.
Van der Veen kon het niet verdragen dat zijn opgepakte kameraden ter dood veroordeeld waren en overviel in de nacht van 30 april 1944, met enkele anderen het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Deze overval mislukte, door de plotselinge aanwezigheid van waakhonden, maar iedereen wist te ontkomen ook de aangeschoten Gerrit van der Veen. Enkele weken later werd hij half verlamd op zijn onderduikadres gearresteerd.
Op 10 juni 1944 werd Gerrit van der Veen, ondersteund door de kameraden die hij had willen bevrijden, gefusilleerd in de duinen bij Overveen.