Jelle Troelstra
Leeuwarden, 1891 - Amersfoort, 1979

back

Jelle Troelstra groeide op in een ‘rood’ nest. Hij was de zoon van de bekende socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra en van kinderboekenschrijfster Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer , die bekend werd onder het pseudoniem Nienke van Hichtum . Hij kwam als kind over de vloer bij Herman Gorter , Frederik van Eeden en Henriëtte Roland Holst .

In het omvangrijke boek van Aukje Holtrop over het leven van Troelstra's moeder wordt een beeld geschetst van het milieu waarin hij opgroeide. Er hing een sfeer van soberheid in huize Troelstra. De zwakke gezondheid van zijn moeder en haar langdurig verblijf in herstellingsoorden in het buitenland plus het drukke leven van de vader speelden daarin een grote rol. Jelle Troelstra heeft in zijn boek: Mijn vader Pieter Jelles beschreven hoe het zware pioniersleven van zijn vader met dagelijkse bedreigingen tot aan gevangenschap toe voor haast ondragelijke spanningen zorgde in het gezin. De ouders waren niet in staat om voor een in hun ogen verantwoorde opvoeding van hun zoon en dochter te zorgen. Jelle werd op twaalfjarige leeftijd naar een Duitse kostschool gestuurd: het Landerziehungensheim in Ilsenburg, waar hij tot 1906 zou blijven.

In 1907 gingen zijn ouders scheiden, een gebeurtenis die hij zelf omschreef als een ‘ramp, die moeilijk te boven te komen was: ik heb er jarenlang onder geleden.’ Jelle ging na de HBS naar Genève om net als zijn zus een muziekopleiding te volgen. Zijn vader had hem liever rechten zien studeren. Zijn artistieke loopbaan begon in Genève, waar hij in contact kwam met de Zwitserse pedagoog en componist Emile Jaques-Dalcroze (1865-1950), die hem de beginselen van ritmiek bijbracht. Hij zou tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 als leraar ritmische bewegingsleer aan het Dalcroze-instituut in Hellerau bij Dresden verbonden blijven. Terug in Nederland ging hij op de Humanitaire School van Cor Bruijn in Laren euritmielessen geven.

Troelstra's werkelijke passie lag bij het schilderen. Al in 1905 bij een bezoek aan de eerste Van Gogh-tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam, had het werk van Van Gogh op hem 'een verontrustende indruk gemaakt. Behalve in een enkel bloesemboom-schilderij, was nergens enige rust te bespeuren, alles was in beweging en stormde op je af: de wentelende zonnen boven wild bewogen akkers en korenvelden, de als vlammen in de lucht oplaaiende cipressen.'

In de schilderkunst vond hij uiteindelijk zijn bestemming. In Laren nam hij les bij de schilder en tekenleraar Willy van Schoonhoven van Beurden. Jelles stijl ontwikkelde zich van luministisch tot impressionistisch. Hij reisde veel bijvoorbeeld naar Scandinavië, IJsland, Finland en Denemarken. In Kopenhagen kon hij in 1921 exposeren en vestigde hij zijn naam. Zijn vader nam zijn artistieke prestaties na die succesvolle tentoonstelling voor het eerst serieus. In 1922 vertrok Jelle naar Frankrijk en kwam in aanraking met schilders die in Bergen Noord-Holland woonden en werkten. In 1923 maakte hij samen met schildersvriend Wim Schumacher een reis naar Corsica. Het jaar daarna verhuisde hij naar Bergen en ging deel uitmaken van de schilders die de Bergense School vormden. Hoewel, toen al over haar hoogtepunt heen, ging hij vanaf die tijd in hetzelfde donker getinte, kubistische expressionisme van de Bergense School werken. In 1927 kreeg hij een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Door zijn landschappen en zijn portretten - van zijn moeder, zijn vader, van partijgenoten die door zijn vader op hem attent gemaakt waren - kreeg hij een zekere faam. Zijn moeder portretteerde hij verschillende keren.

Jelle was weliswaar ondernemend als musicus en als schilder, maar het bleef voor hem moeilijk een redelijk inkomen op te bouwen. Gelukkig had hij een vaste aanstelling als leraar 'rythmische gymnastiek' aan de school van Cor Bruijn. Jelle trouwde in 1928 met Tjac Romein, zangeres en danseres. Samen traden ze in de jaren dertig en veertig op voor soldaten. Tjac zong liederen – vaak Franse chansons - waarbij Jelle haar begeleidde.
Troelstra was een echt verenigingsmens. Hij was lid van de kunstenaarsverenigingen De Onafhankelijken, St. Lucas en Arti et Amicitiae te Amsterdam, de Bergense Schildersvereniging en het Amersfoorts Kunstenaarsgenootschap. Hij werd actief in de vakvereniging voor beroepskunstenaars en kreeg een vaste rubriek in een kunstprogramma (Artistieke Staalkaart) van de VARA-radio. Op 15 mei 1945 werd de Beroepsvereniging van Beeldend Kunstenaars (BBK) opgericht en later in dat jaar werd Troelstra tot voorzitter gekozen.

Na gewoond en gewerkt te hebben in onder meer Leeuwarden, Laren, Blaricum, Kopenhagen, Bergen (NH), Hilversum en Amsterdam (van 1951 tot 1954 aan de Zomerdijkstraat) zal Troelstra zich vanaf 1954 vestigen in Amersfoort, waar hij in 1979 overleed. Zijn werk omvatte voornamelijk schilderijen, tekeningen en aquarellen, met onder meer landschappen, stillevens, figuren en portretten.

Literatuur
Aukje Holtrop, Nynke van Hichtum, leven en wereld van Sjoukje Troelstra - Bokma de Boer 1860-1939, Amsterdam 2005, p. 437-500.
Renée Smithuis, De Bergense School op reis, Woerden. 2007.
Jelle Troelstra, Mijn vader Pieter Jelles, Amsterdam, 1952.