“Ik schilder graag mensen, vooral vrouwen. Ik houd van het vrouwelijk schoon,
denk dat dat ook door mijn vak komt. Je leert kijken, wordt gevoelig voor
lijn en kleur, je ontwikkelt bepaalde gevoelens meer dan andere…
Eigenlijk ben ik mijn hele leven een echte wijvenschilder geweest. Ik
heb altijd graag naar ze gekeken, maar mijn huwelijk heb ik er nooit voor
kapot willen maken. Als de passie in het huwelijk bij het groeien der
jaren misschien wat afneemt, komt er toch wat anders voor in de plaats.
Dat heeft met tederheid, misschien wijsheid en een wat onbestemder verlangen
te maken. Als je véél geluk hebt, kun je met datzelfde soort
gevoel misschien wel een portretje of een stilleventje maken dat net even
is aangeraakt door het tijdloze, het blijvende.”
“Als
ik iemand schilder, praat ik, kijk ik, zet ik thee, schenk ik ’n
borreltje in op het goeie moment, terwijl ik naar de waarheid zoek in
die mens. Isidoor Opsomer zei mij al: ‘een portrettist is gelijk
ene biechtvader’. Al pratend en kijkend vang ik dat portret dan.
Soms gaat het vrij snel, soms snij ik het ook wel kapot, want als ik eraan
ga knoeien wordt het steeds lelijker...“ ,(interview 1978)
De bourgondisch geaarde Brabander Theo Swagemakers was, wat je noemt een
schilder met een ‘late roeping’. Hij was voorbestemd om zijn
vader in de textielfabriek in Tilburg op te volgen. Maar toen hij 25 jaar
was hij besloot hij schilder te worden. Hij vertelde bij gelegenheid,
dat hij wel al jong aan het schilderen was. “Alsof het een roeping
was heb ik altijd met liefde en overtuiging geschilderd. In de fabriek
van mijn vader was je veel bezig met het maken van ontwerpen met kleur.
Ik word in de kritieken ook altijd geprezen om mijn kleurgevoel...“
Swagemakers raakte bevriend met de oudere Tilburgse schilder Jan van Delft,
die hem stimuleerde in zijn passie voor schilderkunst. Naast de vele portretten
die Van Delft maakte, ging zijn aandacht uit naar landschap, stilleven
en bloemstukken. Vrij en gebonden werk maakte hij naast elkaar. Op dezelfde
manier zal Swagemakers dat later ook doen. Om financiële redenen
maakt hij dan vele portretten en daarnaast maakt hij vrijere, impressionistische
getinte stillevens en aquarellen van landschappen.
Swagemakers verlaat Tilburg in 1923 nadat hij een geldregeling met zijn vader heeft
beklonken: hij krijgt voortaan een ‘werkmansloon’. Hij gaat
in Brussel studeren aan de academie bij Baron Isidoor Opsomer. Deze kunstenaar
was de laatste belangrijke portretschilder van zijn generatie en de belangrijkste
leermeester van Swagemakers. Hij heeft vooral invloed gehad op zijn vorming
tot portrettist. Niet in de laatste plaats, omdat hij een goed voorbeeld
was van het functioneren van een schilder (met een opdracht) in de samenleving.
Op een keer zei Baron Isidoor Opsomer tegen zijn leerling en vriend Swagemakers:
“Awel vriend, ge hebt een chique die ik niet bezit, maar ge moet
eraan blijven bouwen.”
Met name de portretlessen aan de Brusselse academie waren degelijk en
gericht op vakmanschap. Voor de docenten speelde de natuur een belangrijke
rol, weergegeven in een impressionistische stijl.
De
ontmoeting met de Belgische expressionist Constant Permeke is voor Swagemakers
van grote betekenis. Permeke was de belangrijkste exponent van het Vlaams
expressionisme, die in heftige penseelstreken en donkere en warme kleuren,
een bezielde natuur opriep. In dezelfde stijl werden ook sociale onderwerpen
geschilderd. Tot dan toe heeft Swagemakers de zichtbare werkelijkheid
op een traditionele, realistische manier verbeeld. Nu ontdekt hij een
andere opvatting en wijze van verbeelding. De invloed van Permeke is duidelijk
in vroege werken, zoals Bretonse visschers uit 1928.
In 1926 vertrekt Theo Swagemakers naar Parijs, waar in die tijd veel kunstenaars
uit het buitenland samen kwamen. Men ontmoette elkaar op de academies
en de ateliers, waar bekende kunstenaars les gaven. Swagemakers bleef
in Parijs tot 1929. Hij had les op de academie van Othon Friesz, die schilderde
in een postimpressionistische stijl die Swagemakers zeer aansprak. In
het Parijse kunstenaarsmilieu ontdekte Swagemakers dat hij een eigen stijl
moest ontwikkelen. Hij voelde zich impressionist, maar stelde zich goed
op de hoogte van alle nieuwe ontwikkelingen op kunstgebied. De zichtbare
wereld blijft zijn inspiratiebron en hij ziet het als opdracht het ‘beeld
van de mens in zijn wereld’ uit te beelden.
in 1929 heeft hij zijn debuuttentoonstelling in Parijs bij de gerenommeerde
Galerie Jacob. De kritieken zijn positief. Hij wordt een Hollandse ras-kunstenaar
genoemd met een prachtige schildertechniek en een genuanceerd kleurgevoel.
Op de tentoonstelling hing het portret van de Russische prins Obolensky,
dat sterk de aandacht trok. Het portret was zo’n succes dat Swagemakers
wel twintig portretopdrachten kreeg, allemaal uit Nederland. Langzaam
werd zijn naam vooral verbonden aan portretten, hoewel hij ook succesvol
landschappen en stillevens schilderde. Door de toename van portretopdrachten,
niet alleen uit Nederland, besloot hij zich te vestigen in Amsterdam.
Hij werd lid van de kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken en ging op
in het culturele leven van Nederland. Ondertussen bleef hij zich toe leggen
op het portretteren. Hiermee wilde hij zich verzekeren van een inkomen.
Tijdens zijn Brusselse en Parijse jaren was Swagemakers met nieuwe modernistische
stromingen in aanraking gekomen. Hij liet zich er echter niet zozeer door
beïnvloeden en bleef mensen en dingen schilderen op een naturalistische
wijze. In zijn vrije werk echter, met name in stillevens, is hij lyrischer
en gedurfder.
In 1933 trouwt Swagemakers met Elly Haaksma. In de loop der jaren werd
zij een van zijn meest geliefde modellen. Een portret van haar uit 1946
en een portret van hun zoontje Vic worden in 1958 bekroond met de Thérèse
van Duyl - Schwartze prijs.
De
atelierwoning in Zomerdijkstraat nr. 20, die de familie in 1942 betrekt,
wordt een bekend adres voor kunstenaars, modellen en opdrachtgevers. Tijdens
de opening van het Theo Swagemakers Museum in Haarlem in 1999, wordt er
door een getuige nog aan de portretschildersessies herinnerd: “De
schildersessies zijn altijd een vrolijke boel. Theo Swagemakers is en
blijft een Brabander, een gevat causeur met veel humor.”
In zijn lange leven heeft Theo Swagemakers meer dan elfhonderd portretten
geschilderd van meer en minder bekende personen. Hij woonde en werkte
nog tot 1987 in de Zomerdijkstraat, waarna hij zich vestigt in het Rosa
Spierhuis in Laren. Hier overlijdt hij in 1994 op 95-jarige leeftijd.
|