“Ik wil altijd weer daar zijn, waar land,
lucht en water bij elkaar komen. “
“Een tekening heeft ruimte nodig. Ik kan
nooit iets tekenen wat dichtbij is - misschien zit het in mijn ogen, ik
zoek altijd een doorgang.”
“Ik moet een uitzicht hebben en dat maak
ik dan vaak wijder dan het in werkelijkheid is.”
“Ik werk het beste onder moeilijke omstandigheden,
in de ergste kou en wind en regen: ik moet over weerstanden heen. Ik heb
een lange aanloop nodig, tegen de avond maak ik vaak mijn beste werk.”
“Voor mijn landschappen gebruikte ik voornamelijk
waterverf. Veel water, weinig verf.”
Maaike Braat woonde en werkte in Arnhem tot 1931,
waar zij na de hbs een akte aan de tekenopleiding haalde. Zij woonde van
1930 tot 1931 een jaar in Parijs als leerlinge van de schilder Balande.
Ondertussen probeerde ze aan de kost te komen met houtsneden als illustratiemateriaal.
Terug in Amsterdam trouwde zij met de beeldhouwer Leo Braat.
Maaike Braat’s werk is wars van enige mode of kunststroming. Zij
is vaak omschreven als een specialiste van bergen, sneeuw en ijs, die
het regelmatig dichtbij de poolcirkel zocht en niet, zoals de meeste landschapkunstenaars,
in het Mediterrane licht. Ze liet zich afwisselend inspireren door het
Hollandse polderland, de IJsselmeerkust en de ijle, eenzame hoogten van
Noorse bergen of van de Dolomieten. Zij portretteerde de landschappen
niet nauwkeurig, maar legt er de eigen karakteristiek, de essentie, van
vast. Dit is onmiskenbaar de erfenis van de grote Oosterse prentkunstenaars.
De landschappen zijn volledig losgezongen van de exacte weergave.
Zelf
zei zij: “Je kunt constateren dat het werk rijper is geworden, dat
ik niet meer precies teken wat ik zie.” En: “De laatste jaren
kijk ik niet meer op het blad, maar alleen naar het onderwerp. De hand
gaat dan vanzelf.”
Alles bij haar lijkt voort te komen uit het handschrift met het penseel,
waarin het wezenlijke van haar natuurbeleving beweeglijk en suggestief
tot uitdrukking komt.
In de ontwikkeling van haar penseeltekeningen is haar hand steeds vrijer
en spontaner geworden en haar werk daardoor expressiever. Het schrift
werd spaarzamer en directer, zonder franje, zonder details.
Maaike Braat bleef zichzelf en haar beleving van de natuur trouw. Dit
is terug te zien in haar hele oeuvre. Haar werk toont vanaf het begin,
dat de beleving van de natuur en de waarneming van de natuur haar uitgangspunt
en haar motief waren. En haar waarneming van de natuur viel in de loop
der tijd steeds meer samen met haar vitale en intense beleving van de
natuur.
Prof. dr. Hans Jaffé zei over het werk:
“Maaike Braat reageert op de natuur primair, spontaan en direct.
Deze primaire reactie op de natuur is een gave. Zij reageert op het landschap,
dat zij in één oogopslag opvat en dan in de opwelling van
een ogenblik kan neerschrijven. Haar kijk op verre landen, maar ook op
ons eigen land, verrijkt onze gevoeligheid voor het landschap, voor de
rijkdom en het karakter van de schepping.”
|