John (Johannes) Grosman
Delft 1916 - Zwolle 1970

back

John Grosman is geboren op 2 februari 1916 te Delft. Het gezin verhuisde al snel naar Arnhem. Hij volgde eerst een opleiding tot bouwkundige, maar stapte over naar de beeldende kunst. 5 jaar lang volgde hij onderwijs aan Kunstoefening te Arnhem, de latere Academie voor Beeldende Kunst (1931-1936). Gijs Jacobs van den Hof was er zijn docent. In deze tijd begin jaren 30 leerde hij zijn vrouw Loesje van Hutten (1915-1988) kennen. Na zijn opleiding in Arnhem was hij 3 jaar lang assistent van J. van Hall, Mari Andriessen en Johan Polet in Amsterdam (1936-1939). In 1939 keerde hij terug naar Arnhem.

Na de Tweede Wereldoorlog gaf hij 10 jaar lang les in ruimtekunst aan het Voortgezet Bouwkundig Onderwijs te Arnhem (1945-1955). In deze tijd werden zijn kinderen Huub (1946), Siti (1949) en Jeep (1954) geboren. Hij was ook docent aan Kunstoefening in Arnhem en aan de Koninklijke Academie 's-Hertogenbosch (nu AKV St. Joost). Grosman maakte veel kleine enkel- en dubbelfiguren. Vele oorlogsmonumenten ontstonden in deze tijd, ze staan o.a. in Boven-Leeuwen, Brummen, Veenendaal en Almelo. Zijn werk was aanwezig op de Sonsbeek-tentoonstellingen van 1949, 1952 en 1955 (en later 1958 en 1966).
In 1953 kreeg Grosman de Cultuurprijs van Arnhem. Het Rembrandt Theater in Arnhem heeft gebeeldhouwde reliëfs hoog op de gevel en in de foyer op de eerste verdieping een sgraffitowand van Grosman uit 1954. Voor het provinciehuis in Arnhem uit 1955 gaf Bram Hammacher advies over het decoratieprogramma. Beelden van vijftien kunstenaars zijn hier geplaatst, waaronder Wessel Couzijn, Piet Esser, Carel Kneulman en Han Wezelaar. Grosman maakte reliëfs voor de westgevel van de binnenplaats.

Met zijn broer Dirk had hij in 1946 te Arnhem de eerste professionele 'verloren was'-kunstgieterij van Nederland opgericht. Hij vervolmaakte de cire perdue-techniek, de 'verloren was'-methode (een manier om brons te gieten) die hij van zijn docent Jacobs van de Hof had geleerd. Eind jaren vijftig verhuisde de firma naar Velp. Onder anderen Ossip Zadkine, Piet Esser, Wessel Couzijn, Lotti van der Gaag en Charlotte van Pallandt lieten er beelden gieten.

In 1955 vestigde hij zich weer in Amsterdam. In dat jaar maakte hij reliëfs in een zaal van de Calypso Bioscoop in Amsterdam. Voor de Sonsbeektentoonstelling in 1955 kwam hij met vernieuwend werk Vis (soms ook 'roofvis' genoemd) en in 1958 met bronzen kleinplastieken.
Grosman woonde de rest van zijn leven in Amsterdam, eerst aan de Groenburgwal in een achterhuis en vanaf 1958 aan de Zomerdijkstraat. Hij ging in Amsterdam samenwonen met Justa Masbeck die leerling van hem was geweest bij Kunstoefening in Arnhem - in 1957 werd Barbara geboren en later Sebastiaan (1964). Op de Zomerdijkstraat ging hij veel om met Jan Wolkers en Jaap Wagemaker. En hij kwam vaak op het atelier van Wessel Couzijn (niet op de Zomerdijkstraat). Zijn werk onderging een grote verandering. In deze tijd heeft hij veel werk gemaakt dat nu grotendeels in particulier bezit is.

Lange tijd was hij bezig met een groot project, een betonnen en bronzen beeld Groei- en Stuwkracht te Gorichem (9,5 meter hoog). Het beeld was een geschenk van het personeel van staalconstructiebedrijf De Vries Robbé & Co ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het bedrijf. Het was gereed in 1959 en stond voor de kantine (van architect Ben Merkelbach) op de Arkelsedijk, langs de Linge. In het betonnen beeld is een menselijke figuur ingesloten. Dit grote beeld symboliseert de mens als de kern van het bedrijf, de mens die werkt en leeft in techniek. 'De V-vorm groeit als het ware uit de grond van het talud, dringt zich door een platform en stuwt zich steeds verbredend de lucht in, hiermede de groei en de stuwkracht van het bedrijf en de mens symboliserend.' (de Vries Robbé-Nieuws 15 november 1956). Het beeld had een langgerekt plateau van 12 meter en liep door in het talud van de dijk. Helaas is het verplaatst naar een binnenplein in de stad en aan de onderkant ingekort, het plateau is verdwenen. Grosman: 'Ik heb een teken willen maken met magische kracht, wijzende naar de uiteindelijke behoefte aan menselijkheid, die in onze vertechniseerde wereld net als altijd, ja meer dan ooit, onmisbaar is.' (Het Vrije Volk, 20 mei 1959).

Grosman was vertegenwoordigd op veel groepstentoonstellingen in het Stedelijk Museum Amsterdam. Al in 1940 had hij met De Onafhankelijken een voorjaarstentoonstelling net voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Later met de Nederlandse Kring van Beeldhouwers in 1962, Liga Nieuw Beelden ook in 1962, en met Stichting Nieuw Beelden in 1964 en 1968.
In 1954 en 1961 deed Grosman mee aan groepstentoonstellingen van Contour in het Prinsenhof te Delft. In totaal stelde hij driemaal tentoon bij Contour, wellicht was de derde tentoonstelling tussen 1954 en 1961. Een solotentoonstelling had Grosman in 1963 in Museum Fodor te Amsterdam.

Het Prins Bernhard Fonds organiseerde in 1959/1960 een rondreizende groepstentoonstelling in Oostenrijk en Duitsland, 'Das junge Holland', de reis ging langs Alpbach tijdens de Alpbacher Hochschulwochen, de Neuen Galerie in Linz en Staatlichen Kunsthalle Baden-Baden. In 1962 was er een rondreizende groepstentoonstelling georganiseerd door galerie 'De Drie Hendricken', deze deed Märkisches Museum Witten en het Theater in Marl aan.

Op de solotentoonstelling in galerie 20 te Arnhem in 1961 werd voor het grote publiek in Nederland zichtbaar dat Grosmans werk veranderd was: 'bevrijd van klassieke, academische school - de gesloten vormgeving van een herkenbare figuur heeft plaatsgemaakt voor een vormgeving waarin de openheid, de ruimte overheerst en waarin het plastiek niet meer aan een voorstelling is gebonden.' (Arnhems Dagblad 2 mei 1961). Het werk kent een grotere openheid en heeft een sterkere plastische werking. In 1962 organiseerde galerie D'Eendt een solo-presentatie in Finsterwolde bij Waalkens. De Haagsche Courant schrijft in 1964: 'Zijn plastieken zijn opgebouwd uit schaal-of schelp-achtig gebogen platen, die wel een hoofdvorm aanduiden maar naar alle kanten open blijven. (...) Karakteristiek zijn echter vooral de 'Ruimtelijke constructies', zoals een der werken ook getiteld is. Het scheppen van dit spel van evenwicht tussen tastbare vorm en open ruimte blijft hoofdzaak, ook als daarmee toevallig iets organisch wordt geëvoceerd; Ontpopping, Ontspruiting, Ruimte-schelp, enz. Grosman beoefent dit ruimtelijke spel met talent.'

De laatste jaren werkte Grosman abstract. Hij zaagde en fraisde elementen in aluminium, messing, plexiglas en monteerde deze tot grote doorzichtige bollen en kubussen. In 1966 heeft hij samen met Hans Verhulst in Neudeflat 9 te Utrecht een tentoonstelling, deze was georganiseerd door Stichting de Utrechtse Kring. Het Nieuw Utrechts Dagblad schrijft: 'Behoudens hier en daar wat kleur is het merendeel van Grosmans forse constructies uitgevoerd in wit metaal, spiegelend aluminium of blankgeschilderd hout. (...) In elk geval is (...) de derde dimensie voor hem van groot, ja van wezenlijk belang gebleven. De titels duiden er al op: witte bol, kubus, aluminium bol; zelfs waar hij zijn composities met 'schijf' aanduidt moet men niet aan iets plats denken, eerder aan een opstaande rand. Grosman laat het aan de beschouwer over, om zich bij deze fantastische bouwsels aan het 'bouwen' van persoonlijke associaties over te geven.' (9 februari 1966). Op de Sonsbeek-tentoonstelling van 1966 was een aluminium kubus te zien in het paviljoen van Aldo van Eyck.

In 1967 had Grosman een solotentoonstelling in 't Venster te Rotterdam. Hij had er al eerder geëxposeerd samen met Ans Wortel in 1964. De NRC schrijft in 1967: 'Uit een van zijn vrij grote constructies in het zaaltje blijkt nog eens ... dat hij begon met een vormentaal van rechthoeken, enigszins ā la Mondriaan. Daarop is origineler werk gevolgd in bolvormige composities, die zijn samengesteld uit segmenten en ovalen. Het materiaal is aluminium. Met geslaagd resultaat streeft hij naar de kinetische kunst, die het effect oplevert van ritmische beweging in het tegenspel van het doorzichtige en het geslotene in zijn composities. Er zit balans in de verhoudingen en de composities vormen duidelijk een eenheid. Het eindresultaat blijft evenwel nog wat aan de decoratieve of ornamentale kant. (...) Grosman lijkt in zijn nieuwe fase goed op dreef te komen.'

In deze periode kreeg Grosman veel opdrachten. Bolvormige constructies - beide van aluminium - zijn (of waren) te zien in een hal van de Universiteit van Amsterdam en in het hoofdkantoor van de Nationale Nederlanden in Den Haag. De Nederlandse Bank op het Frederiksplein in Amsterdam heeft een werk getiteld doorsneden ruimte (dit werk was te zien geweest op de tentoonstelling van Liga Nieuw Beelden in 1962). Sporthal 'De Enk' in Rotterdam heeft (of had) een prachtige vlaggenmast van Grosman. Het politiebureau in Amstelveen een aluminium zuilconstructie.

Over de eivormige constructie die geplaatst is in de tuin bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht, schreef Piet Begeer in Het Vrije Volk (3 maart 1967): 'Het is samengesteld uit glanzend metalen platen van ongeveer 1 cm dikte, eenvoudig van vorm, waartussen suggestieve ruimten blijven uitgespaard. Met subtiele aandacht onaantastbaar vakkundig geconstrueerd en toch wekt het de indruk van een natuurlijk organisme. Er is een speling van licht in dit open metalen ei, die wisselt met iedere stap van de beschouwer en telkens nieuwe associaties oproept, een stroom van suggestieve verwante voorstellingen...' Om met Grosman zelf te eindigen, een fragment uit een interview gepubliceerd in de nieuwe linie van 11 mei 1968: 'Het atelier - 'net een werkplaats hier' - staat vol met aluminium, abstracte constructies op schaal of op ware grootte. Wijst ze aan. 'Dat zijn die gekke dingen, net Japanse legpuzzels. Mathematisch allemaal, boeit me enorm. Die bol moet 2.40 meter worden. Weet je hoeveel schroeven er in zitten? 728, maar je ziet ze niet hoor, net een Japanse legpuzzel.'

John Grosman is omgekomen bij een auto-ongeluk in Zwolle op 25 augustus 1970. Hij was 54 jaar.

Werk van Grosman is opgenomen in de Rijkscollectie, Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen en het Gemeentemuseum in Arnhem. Grosman was lid van verscheidene rijks- en gemeentecommissies voor monumentale opdrachten. Hij was lid van Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK), Liga Nieuw Beelden en Nederlandse Kring van Beeldhouwers (NKB). En hij zat bij de groep SCORPIO met Jan Sierhuis, Frans de Boo, Roger Chailloux, Guillaume Lo-a-Njoe, Ad Molendijk, Karl Pelgrom, Pierre van Soest, Aat Verhoog en Leo de Vries.

De gegevens waarop deze tekst is gebaseerd zijn vooral afkomstig uit krantenrecensies en uit mondelijk toelichting van Justa Masbeck. Veel mondelinge en schriftelijke informatie is afkomstig van de twee zonen uit John Grosmans huwelijk: Huub en Jeep Grosman. Ook Siti Grosman heeft telefonisch aanvullende informatie gegeven.